Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het door het Openbaar Ministerie voorgestelde middel
zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
3.Beoordeling van het namens de verdachte voorgestelde middel
4.Beslissing
3 juli 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure waarbij de Hoge Raad zich buigt over de vraag of er sprake is van openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 oktober 2013 in een feestzaal te Pijnacker, waar een verjaardag werd gevierd met ongeveer 40 genodigden. Het Openbaar Ministerie had de verdachte aangeklaagd voor openlijke geweldpleging, maar het Hof had de verdachte vrijgesproken. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat de geweldshandelingen plaatsvonden in een besloten ruimte, waar geen ongenodigde gasten aanwezig waren en waar de deuren voorafgaand aan de geweldshandelingen waren gesloten. Hierdoor kon niet worden bewezen dat er sprake was van 'openlijk' geweld, zoals vereist door de wet. De Hoge Raad bevestigt dat de uitleg van het Hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en dat de motivering toereikend is. De Hoge Raad verwerpt zowel het beroep van de verdachte als dat van het Openbaar Ministerie.