ECLI:NL:HR:2011:BQ3681

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04794
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in een trein als niet openbare ruimte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging, gepleegd op 27 oktober 2008 in een trein van Utrecht naar Arnhem. De tenlastelegging omvatte het insluiten van het slachtoffer, het duwen en slaan tegen het lichaam van het slachtoffer, het slaan met een paraplu op het hoofd van het slachtoffer en het trekken aan het haar van het slachtoffer. De verdachte stelde dat de handelingen niet als 'openlijk' konden worden gekwalificeerd, omdat deze plaatsvonden in een treincoupé, die volgens hem niet als een openbare ruimte kan worden beschouwd.

De Hoge Raad oordeelde echter dat de opvatting dat voor 'openlijke' geweldpleging vereist is dat het geweld plaatsvindt in een openbare of voor iedereen toegankelijke ruimte onjuist is. De Hoge Raad verduidelijkte dat openlijke geweldpleging kan worden vastgesteld wanneer het geweld zich door onverholen, niet-heimelijke daden heeft geopenbaard, waardoor de openbare orde is aangetast. Het is niet noodzakelijk dat er op het moment van het geweld publiek aanwezig was of dat er feitelijk vrije toegang en zicht op de gebeurtenissen was.

De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerechtshof, waarmee de bewezenverklaring van openlijke geweldpleging werd gehandhaafd. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van het begrip 'openlijk' in de context van geweldpleging en de noodzaak om de openbare orde te beschermen, ongeacht de locatie van de gewelddadige handelingen.

Uitspraak

12 juli 2011
Strafkamer
nr. 09/04794
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 23 november 2009, nummer 21/001681-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat te dezen sprake is van "openlijke" geweldpleging.
2.2.1. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"zij op 27 oktober 2008 te Utrecht, met anderen, in de trein van Utrecht naar Arnhem, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het insluiten van [slachtoffer] en
- het vervolgens duwen en slaan tegen het lichaam van [slachtoffer] en
- het slaan met een paraplu op het hoofd van [slachtoffer] en
- het trekken aan het haar van [slachtoffer]."
2.2.2. De tenlastelegging is toegesneden op art. 141, eerste lid, Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende term "openlijk" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel.
2.3. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat "de handelingen die aan requirante ten laste zijn gelegd zouden zijn gepleegd in de treincoupé en een treincoupé niet een openbare ruimte is in de zin van artikel 141 WvSr, immers niet gezegd kan worden dat een treincoupé een voor een ieder toegankelijke ruimte is". Het middel berust derhalve kennelijk op de opvatting dat voor "openlijke" geweldpleging als bedoeld in art. 141, eerste lid, Sr is vereist dat die geweldpleging plaatsvindt in een openbare of een voor ieder toegankelijke ruimte. Die opvatting is echter onjuist. Van openlijke geweldpleging is immers sprake bij geweld dat zich door onverholen, niet-heimelijk bedreven daden heeft geopenbaard, zodat daardoor de openbare orde is aangerand, zonder dat evenwel is vereist dat ten tijde en ter plaatse van het plegen van het geweld publiek aanwezig was of dat er toen en daar feitelijk vrije toegang en zicht op wat er gebeurde bestond (vgl. HR 13 juni 2006, LJN AW3560, NJ 2006/345).
2.4. Het middel faalt derhalve.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 12 juli 2011.