ECLI:NL:HR:2011:BQ3681
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Openlijke geweldpleging in een trein als niet openbare ruimte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging, gepleegd op 27 oktober 2008 in een trein van Utrecht naar Arnhem. De tenlastelegging omvatte het insluiten van het slachtoffer, het duwen en slaan tegen het lichaam van het slachtoffer, het slaan met een paraplu op het hoofd van het slachtoffer en het trekken aan het haar van het slachtoffer. De verdachte stelde dat de handelingen niet als 'openlijk' konden worden gekwalificeerd, omdat deze plaatsvonden in een treincoupé, die volgens hem niet als een openbare ruimte kan worden beschouwd.
De Hoge Raad oordeelde echter dat de opvatting dat voor 'openlijke' geweldpleging vereist is dat het geweld plaatsvindt in een openbare of voor iedereen toegankelijke ruimte onjuist is. De Hoge Raad verduidelijkte dat openlijke geweldpleging kan worden vastgesteld wanneer het geweld zich door onverholen, niet-heimelijke daden heeft geopenbaard, waardoor de openbare orde is aangetast. Het is niet noodzakelijk dat er op het moment van het geweld publiek aanwezig was of dat er feitelijk vrije toegang en zicht op de gebeurtenissen was.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerechtshof, waarmee de bewezenverklaring van openlijke geweldpleging werd gehandhaafd. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van het begrip 'openlijk' in de context van geweldpleging en de noodzaak om de openbare orde te beschermen, ongeacht de locatie van de gewelddadige handelingen.