ECLI:NL:HR:2018:1050

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
16/04606
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in voortuin woning, beoordeling van de term 'openlijk' in art. 141.1 Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor openlijke geweldpleging, gepleegd op 1 januari 2014 in de voortuin van een woning aan de [a-straat 1] te 's-Gravenhage. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten openlijk geweld had gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waaronder een vader, moeder en hun kinderen. De verdachte stelde dat het Hof een onjuiste uitleg had gegeven aan de term 'openlijk' zoals bedoeld in artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de term 'openlijk' correct had geïnterpreteerd en dat het oordeel van het Hof voldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad bevestigde dat het geweld had plaatsgevonden in de voortuin van de woning, die aan de openbare weg was gelegen, en dat dit voldeed aan de vereisten van openlijk geweld in de zin van de wet. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling door het Hof in stand bleef.

Deze uitspraak benadrukt de betekenis van de term 'openlijk' in het strafrecht en bevestigt dat geweld dat plaatsvindt in het zicht van het publiek, zoals in dit geval, kan worden gekwalificeerd als openlijk geweld. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de interpretatie van openlijk geweld verduidelijkt.

Uitspraak

3 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/04606
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 juli 2016, nummer 22/005634-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.M.P. van Eijsden, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de daarin voorkomende, aan art. 141, eerste lid, Sr ontleende term "openlijk", althans dat het Hof de bewezenverklaring te dier zake onvoldoende met redenen heeft omkleed.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 01 januari 2014 te 's-Gravenhage met anderen, aan de openbare weg, de [a-straat 1] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , welk geweld bestond uit het:
- meermalen, slaan tegen de slaap, en het lichaam van [slachtoffer 1] en
- aan de haren trekken en over de grond trekken van [slachtoffer 1] en
- meermalen, slaan tegen de slaap en het hoofd van [slachtoffer 2] en
- aan de haren trekken van [slachtoffer 2] en
- duwen van het hoofd van [slachtoffer 2] tegen een hek en
- dichtknijpen van de keel en dichtgeknepen houden van de keel van [slachtoffer 2] en
- roepen: "Iemand moet dood vandaag" en "een van hen moet dood" en "ze krijgt geen lucht meer, druk door, druk door" althans woorden van soortgelijke (ophitsende en dreigende) aard of strekking en
- meermalen slaan tegen het hoofd, en lichaam van [slachtoffer 3] en
- meermalen, schoppen tegen het lichaam van [slachtoffer 3] en
- meermalen, slaan/stompen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 4] en
- aan de haren trekken van [slachtoffer 4] en
- schoppen tegen het lichaam van [slachtoffer 4] en
- duwen van [slachtoffer 6] en
- meermalen, schoppen in de buik, van [slachtoffer 5] en
- meermalen, slaan tegen de slaap, van [slachtoffer 5] ."
2.2.2.
Het Hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
"De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. (...)
In de nacht van 31 december 2013 op 1 januari 2014 heeft voor de voortuin van de woning van [slachtoffers] aan de [a-straat 1] te Den Haag een confrontatie plaatsgevonden tussen enerzijds de verdachte en zijn medeverdachten [betrokkene 1] (buurman van [slachtoffers] en vader van de verdachte), [betrokkene 2] (broer van de verdachte) en [betrokkene 3] en anderzijds [slachtoffers] , bestaande uit een vader, moeder, drie dochters en een zoon.
(...)
Het hof ziet zich ten aanzien van deze feiten voor de vraag gesteld of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen.
(...)
Het hof acht de door de aangevers gegeven verklaringen dat de verdachte en zijn medeverdachten de tuin van [slachtoffers] in zijn gekomen en dat de geweldshandelingen zich daar hebben afgespeeld aannemelijk."
2.3.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 141, eerste lid, Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende term "openlijk" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel.
2.4.
Het Hof heeft vastgesteld dat het geweld tegen personen zoals vermeld in de bewezenverklaring heeft plaatsgevonden in de voortuin van een woning gelegen aan de openbare weg, [a-straat 1] te Den Haag. Het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het Hof dat sprake is van "openlijk" geweld in de zin van art. 141, eerste lid, Sr, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in het bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 juli 2018.