Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
23 mei 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 10 mei 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984. De verdachte is in cassatie gegaan tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij werd veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een liquidatie in Antwerpen en medeplichtigheid aan moord. De verdediging werd gevoerd door de advocaten B.P. de Boer en D.N. de Jonge, die middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en heeft verzocht om vermindering van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 23 mei 2017, en is het arrest uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.