ECLI:NL:HR:2017:940

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
16/01861
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksgoederenrecht en onrechtmatige daad bij verdeling van huwelijksvermogen

In deze zaak, die op 19 mei 2017 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van huwelijksvermogen. De man, wonende in Australië, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2015. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen dit cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder een arrest van 19 januari 2007, waarin de omvang van het huwelijksvermogen aan de orde was. De man stelt dat er sprake is van onrechtmatige daad door het zwijgen over de juiste omvang van het huwelijksvermogen bij de verdeling. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en compenseert de kosten van het geding in cassatie, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

19 mei 2017
Eerste Kamer
16/01861
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats], Australië,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding

Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het arrest in de zaak C05/273HR, ECLI:NL:HR:2007:AZ1488, NJ 2007/62 van de Hoge Raad van 19 januari 2007;
b. de arresten in de zaak 200.013.193 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 maart 2009, 8 februari 2011, 28 juni 2011 (hersteld bij beslissing van 12 juli 2011), 1 juli 2014 en 15 december 2015.
Het arrest van het hof van 15 december 2015 is aan dit arrest gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 15 december 2015 heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de vrouw toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 31 maart 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 mei 2017.