In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2017 een herstelarrest gewezen in het kader van een cassatieprocedure. Het betreft een herroeping van een eerder arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2016, nr. 16/01886. De zaak is aangespannen door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland over een boetebeschikking die was opgelegd in verband met een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 maart 2015 tot en met 31 maart 2015.
De Hoge Raad oordeelde dat het eerdere arrest voortijdig was gewezen, omdat belanghebbende niet de gelegenheid had gekregen om te reageren op het verweerschrift van de Staatssecretaris. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende later alsnog de kans gegeven om een conclusie van repliek in te dienen, wat tijdig is gebeurd. De Staatssecretaris heeft geen conclusie van dupliek ingediend.
De Hoge Raad concludeerde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen opriep die relevant zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het eerdere arrest herroepen en het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.