ECLI:NL:HR:2017:93

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
26 januari 2017
Zaaknummer
16/01886
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2017 een herstelarrest gewezen in het kader van een cassatieprocedure. Het betreft een herroeping van een eerder arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2016, nr. 16/01886. De zaak is aangespannen door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland over een boetebeschikking die was opgelegd in verband met een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 maart 2015 tot en met 31 maart 2015.

De Hoge Raad oordeelde dat het eerdere arrest voortijdig was gewezen, omdat belanghebbende niet de gelegenheid had gekregen om te reageren op het verweerschrift van de Staatssecretaris. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende later alsnog de kans gegeven om een conclusie van repliek in te dienen, wat tijdig is gebeurd. De Staatssecretaris heeft geen conclusie van dupliek ingediend.

De Hoge Raad concludeerde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen opriep die relevant zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het eerdere arrest herroepen en het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

27 januari 2017
Nr. 16/01886
Arrest
gewezen tot herroeping van het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2016, nr. 16/01886, ECLI:NL:HR:2016:2279, gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 26 februari 2016, nr. HAA 15/4080 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de boetebeschikking, gegeven bij de aan belanghebbende over het tijdvak 1 maart 2015 tot en met 31 maart 2015 opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Het arrest in het geding

1.1.
Op 18 juli 2016 heeft de Staatssecretaris van Financiën in deze zaak een verweerschrift ingediend.
1.2.
De Hoge Raad heeft op 7 oktober 2016 arrest gewezen, zonder belanghebbende de gelegenheid te bieden op dat verweerschrift te repliceren.
1.3.
Bij brief van 24 oktober 2016 heeft de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende alsnog de gelegenheid geboden binnen vier weken na dagtekening van die brief een conclusie van repliek in te dienen bij de Hoge Raad.
1.4.
Belanghebbende heeft tijdig een conclusie van repliek ingediend.
1.5.
De Staatssecretaris heeft laten weten dat zijnerzijds geen conclusie van dupliek zal worden ingediend.
2. Gelet op hetgeen hiervoor in onderdeel 1 is overwogen is het arrest van 7 oktober 2016, nr. 16/01886, voortijdig gewezen en dient dat arrest te worden herroepen.

3.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
herroept het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2016, nr. 16/01886, en
verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2017.