In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2016, nr. HAA 15/4080 V. De Rechtbank had eerder een boetebeschikking bevestigd die was opgelegd aan [X] B.V. in verband met een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 maart 2015 tot en met 31 maart 2015. De belanghebbende, [X] B.V., heeft in cassatie één middel voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2016 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.