In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 15/04805. De zaak betreft een beroep in cassatie van zowel [X] VOF als de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De kwestie draait om de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) en de mogelijkheid om bij de bepaling van de afschrijving van een gebruikte personenauto, die uit een andere lidstaat afkomstig is, te kiezen voor de inkoopwaarde als marge-auto.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op de hoogte heeft gesteld van de verschuldigdheid van griffierecht, maar dat dit niet tijdig is voldaan. Hierdoor heeft de Hoge Raad het principale beroep in cassatie van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De Staatssecretaris van Financiën had ook een beroep in cassatie ingesteld, maar dit werd ongegrond verklaard.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de middelen die door de Staatssecretaris zijn voorgesteld, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten voor het principale en incidentele cassatieberoep van de belanghebbende. De Staatssecretaris van Financiën is wel veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de griffierecht voor de Staatssecretaris bedraagt € 497.