In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De zaak betreft de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013, waarbij de belanghebbende in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het indienen van een beroep in cassatie tegen uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals in deze zaak. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet worden verhaald op de belanghebbende. Deze uitspraak benadrukt de beperkingen van de cassatieprocedure in bestuursrechtelijke zaken en de noodzaak voor een wettelijke basis voor dergelijke beroepen.