Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
11 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 18 januari 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1964, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarin hij werd veroordeeld voor medeplegen van poging tot doodslag en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De advocaat van de verdachte, P.H.L.M. Souren, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 11 april 2017 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.