Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
11 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 30 juni 2015, met nummer 22/003390-13. De verdachte, geboren in 1969, heeft het beroep ingesteld. De verdediging werd gevoerd door de advocaten G.G.J. Knoops en M. 't Sas, beiden werkzaam in Amsterdam. Zij hebben middelen van cassatie voorgesteld, welke zijn opgenomen in de schriftuur die aan het arrest is gehecht.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 11 april 2017 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, die als voorzitter fungeerde, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan, V. van de Brink, E.F. Faase en M.J. Borgers. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.