In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 31 mei 2016 werd gewezen. De uitspraak betrof een hoger beroep van belanghebbende tegen meerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland, waarin naheffingsaanslagen in de kansspelbelasting en bijbehorende boetebeschikkingen aan belanghebbende waren opgelegd. De Rechtbank had in totaal 15 zaken behandeld, met nummers variërend van HAA 11/3236 tot en met 14/3330.
Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De zaak is verder toegelicht door F.F. Boers, advocaat te Amsterdam. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 31 maart 2017 door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.