Uitspraak
[A], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
21 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, die in eerste aanleg was vrijgesproken, was niet verschenen tijdens de behandeling van het hoger beroep. De vraag die centraal stond was of de verdachte op de hoogte was van het door de Officier van Justitie ingestelde hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte, gezien de omstandigheden, had moeten rekening houden met de mogelijkheid van hoger beroep door de Officier van Justitie. De verdachte had de gebruikelijke maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat hij niet op de hoogte zou zijn van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep. Het hof had geoordeeld dat het aannemelijk was dat de verdachte geen prijs stelde op berechting in zijn tegenwoordigheid en dus vrijwillig afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, omdat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was en de verdachte niet had aangetoond dat hij niet op de hoogte was van het hoger beroep.