Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
28 juli 2016 verzocht op de voet van art. 2 Wet Bopz een voorlopige machtiging te verlenen tot opname en verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het onderdeel voert aan dat voor de vaststelling van een zodanige stoornis niet voldoende is dat sprake is van verslaving aan of afhankelijkheid van alcohol. De rechtbank heeft een te ruime maatstaf aangelegd door op grond van de geneeskundige verklaring en de ter zitting door de psychiater [betrokkene 2] gegeven toelichting te concluderen tot een stoornis van de geestvermogens die betrokkene gevaar doet veroorzaken. De daarin aangegeven gevolgen van het alcoholgebruik hebben geen betrekking op psychische aandoeningen, maar slechts op klachten en risico’s van lichamelijke aard. Die kunnen toepassing van de Wet Bopz echter niet rechtvaardigen, aldus het onderdeel.
De geneeskundige verklaring houdt onder meer in dat bij betrokkene sprake is van ernstige alcoholafhankelijkheid en dat betrokkene ten gevolge daarvan een zenuwaandoening, een evenwichtsaandoening en een slecht functionerende lever heeft opgelopen. Betrokkene blijft hulp voor haar verslaving afwijzen, waardoor haar aandoeningen verslechteren. Dit betekent volgens de geneeskundige verklaring “dat de verslaving betrokkene in haar macht heeft”. De ter zitting gehoorde psychiater [betrokkene 2] heeft onder meer verklaard dat bij betrokkene sprake is van ernstige lichamelijke schade, dat de cognitieve schade moet worden onderzocht en dat daarom een opname noodzakelijk is.
Die verklaringen houden concreet niet meer in dan dat bij betrokkene sprake is van lichamelijke schade. De enkele passage in de geneeskundige verklaring “dat de verslaving betrokkene in haar macht heeft” is in het licht van de overige inhoud van de geneeskundige verklaring en van de verklaring van de psychiater ter zitting niet toereikend om het oordeel te rechtvaardigen dat sprake is van een psychische stoornis als zojuist bedoeld.
4.Beslissing
17 maart 2017.