ECLI:NL:HR:2017:338

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
15/04924
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen en de verontschuldigbaarheid van de verdachte

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte, een vijftienjarige jongen, samen met andere jongens seksuele handelingen heeft verricht met een dertienjarig meisje. Dit gebeurde in twee woningen in Capelle aan den IJssel. Het meisje had voorafgaand aan de handelingen seksueel wervend gedrag vertoond en zelf initiatieven tot seksuele handelingen genomen. Het Hof heeft in zijn uitspraak geen straf of maatregel opgelegd aan de verdachte. De centrale vraag in deze cassatie is of het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald, gezien de overweging dat het Hof het aannemelijk acht dat de verdachte en zijn medeverdachten, net als het meisje, niet in staat waren om de gevolgen van hun handelen in voldoende mate te overzien. De Hoge Raad heeft op 7 februari 2017 geoordeeld dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van het arrest van het Hof, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

7 februari 2017
Strafkamer
nr. S 15/04924 J
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 1 oktober 2015, nummer 22/004537-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2017.