Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
7 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte, een vijftienjarige jongen, samen met andere jongens seksuele handelingen heeft verricht met een dertienjarig meisje. Dit gebeurde in twee woningen in Capelle aan den IJssel. Het meisje had voorafgaand aan de handelingen seksueel wervend gedrag vertoond en zelf initiatieven tot seksuele handelingen genomen. Het Hof heeft in zijn uitspraak geen straf of maatregel opgelegd aan de verdachte. De centrale vraag in deze cassatie is of het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald, gezien de overweging dat het Hof het aannemelijk acht dat de verdachte en zijn medeverdachten, net als het meisje, niet in staat waren om de gevolgen van hun handelen in voldoende mate te overzien. De Hoge Raad heeft op 7 februari 2017 geoordeeld dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van het arrest van het Hof, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.