ECLI:NL:RBGEL:2017:6305

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
05/740255-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met een minderjarige en bezit van kinderporno

Op 7 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 51-jarige man uit Doetinchem. De man werd veroordeeld voor het plegen van ontucht met een destijds 14-jarige jongen en voor het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek door de politie, waarbij op 8 december 2015 verschillende computers van de verdachte in beslag werden genomen. Op deze computers werden afbeeldingen aangetroffen die als kinderpornografisch werden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met de minderjarige, waarbij de leeftijd van het slachtoffer en het grote leeftijdsverschil tussen hen een belangrijke rol speelden in de beoordeling van de feiten. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen en dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de aangetroffen bestanden. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor zijn daden. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een verstandelijke beperking en een pedofiele stoornis, maar oordeelde dat de ernst van de feiten en het recidivegevaar een zware straf rechtvaardigden. De rechtbank legde de maatregel van tbs op om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740255-16
Datum uitspraak : 7 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1966 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
6 april 2017, 31 augustus 2017 en 23 november 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 14 juni 2015 tot en met 21 juni 2015 te Doetinchem, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] gebracht;
- de penis van die [slachtoffer] in zijn mond genomen;
- met die [slachtoffer] getongzoend;
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 8 december 2015, in ieder geval op 8 december 2015, te Doetinchem, in elk geval in Nederland, (in totaal) 7 althans een aantal, afbeeldingen/multimediafiles (te weten foto's), danwel één of meerdere gegevensdragers (te weten een Packard Bell PC en/of een merkloze Notebook met Toshiba ssd-kaart) bevattende die afbeeldingen/multimediafiles, van (telkens) (een) seksuele gedraging(en) waarbij een persoon is betrokken of schijnbaar is betrokken, die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in zijn bezit heeft gehad en/of (in genoemde periode) één of meerdere van die afbeeldingen heeft verworven, welke afgebeelde seksuele gedraging(en) in algemene zin (telkens) bestaat/bestaan uit een geheel en/of een gedeeltelijk ontkle(e)d(e) minderjarige, waarbij de voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
A. het oraal en/of anaal penetreren (met een penis en/of een voorwerp) van het lichaam van een minderjarige jongen, bijvoorbeeld de foto's genaamd ' [bestandsnaam 1] ' en ' [bestandsnaam 2] ' en/of
B. het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een minderjarige jongen
- waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding en/of op een wijze die niet bij zijn leeftijd past, en/of
- waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/ filmfragmenten van kleding ontdoet, en/of
- waarbij door het gekozen camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding nadrukkelijk de (al dan niet ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling, bijvoorbeeld de foto's genaamd ' [bestandsnaam 3] ' en ' [bestandsnaam 4] '.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting van 23 november 2017 heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Daartoe heeft de verdediging ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die maken dat er onvoldoende bewijs is dat sprake is van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 Wetboek van Strafrecht (Sr). Volgens de Hoge Raad is niet ieder seksueel handelen met iemand binnen de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaar strafrechtelijk verboden. Uit feiten en omstandigheden blijkt volgens de verdediging dat er gehandeld is op basis van absolute vrijwilligheid, van gelijkheid en bij volle bewustzijn van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft er welbewust voor gekozen om zichzelf ouder te noemen dan hij daadwerkelijk was. Dat sprake was van een groot leeftijdsverschil doet aan de betekenis en relevantie van die factoren niet af, omdat dit leeftijdsverschil geen aanleiding was voor enige machtsuitoefening over [slachtoffer] .
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de bestanden, hierover beschikkingsmacht heeft gehad en de bedoeling heeft gehad de bestanden in bezit te hebben. Volgens de tenlastelegging zou kinderporno zijn aangetroffen op de Notebook Toshiba, hetgeen onjuist is. Vervolgens zou op de PC Packard Bell kinderporno hebben gestaan, maar verdachte is niet verantwoordelijk voor die PC. De computer XCY Mini stond in de woonkamer en bezoekers hadden vrijelijk toegang tot die computer. De omschrijving van de in de tenlastelegging genoemde bestanden schiet ernstig tekort.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , (hierna: [slachtoffer] ) is in juni 2015 twee keer bij verdachte thuis in Doetinchem geweest. Verdachte en [slachtoffer] hebben getongzoend, verdachte heeft [slachtoffer] gepijpt en [slachtoffer] heeft verdachte gepijpt. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem, naast de hierboven genoemde handelingen, ook anaal genomen heeft. [3] Bij de politie heeft verdachte dat bekend. [4] Ter terechtzitting van 6 april 2017 heeft verdachte echter ontkend dat hij anale seks heeft gehad met [slachtoffer] , om vervolgens te verklaren dat het klopt dat er condooms werden gebruikt bij de anale seks, omdat [slachtoffer] dat wilde. [5] [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) heeft verklaard dat hij verdachte heeft horen zeggen dat hij [slachtoffer] gepijpt heeft en dat [slachtoffer] goed kon neuken. [6]
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte en hij ( [slachtoffer] ) anale seks hebben gehad. Deze verklaring van [slachtoffer] vindt ook steun in de verklaring van [medeverdachte] . Bij de politie heeft verdachte verklaard anale seks met [slachtoffer] te hebben gehad. Dat verdachte dit ter terechtzitting van 6 april 2017 heeft ontkend, doet aan de eerdere verklaring bij de politie niet af, nu verdachte later ter terechtzitting wel weer heeft aangegeven anale seks te hebben gehad met [slachtoffer] .
De rechtbank is op basis van wat hiervoor is overwogen van oordeel dat verdachte [slachtoffer] gepijpt heeft, dat [slachtoffer] verdachte gepijpt heeft, dat zij getongzoend hebben en dat zij anale seks gehad hebben.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of de seksuele handelingen ontuchtig waren in de zin van artikel 245 Sr. De rechtbank overweegt dat er sprake is van ontuchtige handelingen als zij van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven bewezen seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, omdat [slachtoffer] veertien jaar oud was toen de handelingen plaatsvonden en omdat er sprake was van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] . Bovendien was sprake van zeer vergaande seksuele handelingen. Dat [slachtoffer] zich ouder heeft voorgedaan dan hij was, doet aan het ontuchtige karakter van de handelingen niet af, nu de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd is in artikel 245 Sr. De bescherming van het minderjarige slachtoffer, ook tegen zichzelf, staat in dit wetsartikel centraal. [7]
De rechtbank oordeelt op basis van de hiervoor besproken bewijsmiddelen dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de zomer van 2015 meerdere malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] , die destijds veertien jaar oud was.
Feit 2
Op 8 december 2015 hebben verbalisanten in de woning van verdachte een computer van het merk Packard Bell, een merkloze mini PC, een laptop van het merk Toshiba en een externe harde schijf van het merk Fujitsu in beslag genomen. [8]
Genoemde computers zijn onderzocht door een verbalisant die werkzaam is bij het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme Oost-Nederland. Op de Notebook Toshiba en op de Ibackup Mobile Disk is geen strafbaar materiaal aangetroffen. Op de andere computers, te weten de merkloze mini PC en de computer van het merk Packard Bell, is wel materiaal aangetroffen dat mogelijk strafbaar is. Dit volgt uit de naam van het soort gegevensdrager dat wordt genoemd bij de 7 beschreven afbeeldingen (te weten Computer XCY mini of Computer Packard Bell). [9] De merkloze mini PC is voorzien van een SSD Toshiba. [10]
De beoordeling of een afbeelding al dan niet kinderpornografisch is, is door verbalisant verricht met gebruikmaking van de criteria zoals opgenomen in artikel 240b Sr, de op dat punt geldende jurisprudentie en de Aanwijzing kinderpornografie van het College van procureurs-generaal. De leeftijden van de afgebeelde personen heeft de verbalisant, indien noodzakelijk, beoordeeld aan de hand van de Tannerstadia. Verbalisant heeft zeven afbeeldingen aangetroffen die volgens genoemde criteria kinderpornografisch zijn. [11] In dit licht bezien, en mede gezien de beschrijvingen van de afbeeldingen zoals hieronder, twijfelt de rechtbank dan ook niet aan het kinderpornografisch karakter van de afbeeldingen.
Van de zeven aangetroffen afbeeldingen zijn vier afbeeldingen nader beschreven. [12] Deze beschrijvingen luiden als volgt.
  • Volgnummer 1, computer XCY mini, [bestandsnaam 1] :
  • Volgnummer 2, computer Packard Bell, [bestandsnaam 2] :
  • Volgnummer 3, computer XCY mini, [bestandsnaam 3] :
  • Volgnummer 4, computer XCY mini, [bestandsnaam 4] :
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte degene was die de hierboven beschreven afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat het verweer dat anderen de hierboven beschreven afbeeldingen op de computers gezet zouden hebben niet aannemelijk is geworden en onvoldoende is geconcretiseerd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op de computer Packard Bell in de map “Users\ [verdachte] \Pictures\ [verdachte] \jongens\vrienden\ [slachtoffer] [plaats] ” is een aantal foto’s aangetroffen van een jongen die verbalisant heeft herkend als [slachtoffer] . [13] Dit is de jongen met wie verdachte seksueel contact heeft gehad. Daarnaast is de plaats digitaal van de hierboven beschreven afbeeldingen die zijn aangetroffen op computer XCY mini “ [verdachte] -PC” en is de plaats digitaal van de foto met volgnummer 2 “Users\ [verdachte] \Pictures\ [verdachte] \jongens\bloot gewoon”. [14] De rechtbank leidt hieruit af dat de strafbare afbeeldingen op plaatsen staan die vernoemd zijn naar de voornaam van verdachte. Ten slotte heeft de hoofdbewoner van de woning van verdachte de merkloze mini PC aan verbalisanten aangewezen als de computer van verdachte. [15] Op die PC zijn de afbeeldingen met volgnummers 1, 3 en 4 aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de hiervoor beschreven bewijsmiddelen verdachte degene is die op 8 december 2015 kinderpornografisch materiaal in zijn bezit heeft gehad.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij (op
één of meertijdstippen) in
of omstreeksde periode van 14 juni 2015 tot en met 21 juni 2015 te Doetinchem,
in ieder geval in Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , buiten echt,
één of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] gebracht;
- de penis van die [slachtoffer] in zijn mond genomen;
- met die [slachtoffer] getongzoend;
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
2.
hij
(op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 8 december 2015, in ieder gevalop 8 december 2015, te Doetinchem, in elk geval in Nederland, (in totaal) 7
althans een aantal,afbeeldingen/multimediafiles (te weten foto's), danwel één of meerdere gegevensdragers
(te weten een Packard Bell PC en/of een merkloze Notebook met Toshiba ssd-kaart)bevattende die afbeeldingen/multimediafiles, van (telkens)
(een)seksuele gedraging
(en
)waarbij een persoon is betrokken of schijnbaar is betrokken, die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in zijn bezit heeft gehad
en/of (in genoemde periode) één of meerdere van die afbeeldingen heeft verworven, welke afgebeelde seksuele gedraging
(en
)in algemene zin (telkens)
bestaat/bestaan uit een geheel
en/of een gedeeltelijk ontkle(e)d(e) minderjarige, waarbij de voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
A. het oraal en/of anaal penetreren (met een penis en/of een voorwerp) van het lichaam van een minderjarige jongen, bijvoorbeeld de foto's genaamd ' [bestandsnaam 1] ' en ' [bestandsnaam 2] ' en
/ofB. het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een minderjarige jongen
- waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding en
/ofop een wijze die niet bij zijn leeftijd past, en
/of- waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/ filmfragmenten van kleding ontdoet, en/of- waarbij door het gekozen camerastandpunt en
/ofde (onnatuurlijke) pose en
/ofde wijze van kleden van deze persoon en
/ofde uitsnede van de afbeelding nadrukkelijk de (al dan niet ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding
(aldus
)telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling, bijvoorbeeld de foto's genaamd ' [bestandsnaam 3] ' en ' [bestandsnaam 4] '.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van de feit 2:
Een afbeelding – of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Volgens de verdediging hebben de rapporteurs niet eenduidig verklaard over de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en gaat het gemeenschappelijk oordeel van rapporteurs niet verder dan dat sprake is van een ‘cognitieve beperking’. Dat is onvoldoende om te spreken van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van de wet. De multidisciplinaire rapportage biedt volgens de verdediging dan ook onvoldoende juridische basis om te concluderen dat voldaan is aan de wettelijke eisen voor een maatregel van terbeschikkingstelling.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch onderzoek d.d. 27 juli 2017, opgemaakt door T. van den Hazel, klinisch psycholoog BIG. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie, zakelijk weergegeven:
“Betrokkene kent een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in een verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Zijn cognitieve ontwikkeling is daarbij ernstig verstoord door traumatisch hersenletsel dat hij opliep op zijn 10e jaar, dit leidde tot cognitieve en gedragsstoornissen, tot beperkingen in zijn leefbaarheid. Hij kent een sterk impulsief gedragspatroon en ernstige beperkingen in zijn afstemming in het contact. Betrokkene kent een ziekelijke stoornis in de vorm van een pedofiele stoornis. Daarbij kent betrokkene stoornissen in het gebruik van cannabis, harddrugs en alcohol. Er is voldoende informatie om diagnoses te kunnen stellen. Er zijn voldoende aanwijzingen om van een doorwerking van de combinatie van zijn beperkingen en stoornissen uit te gaan. Onderhavig onderzoek leidde echter niet tot inzicht in betrokkenes functionele mogelijkheden en beperkingen, tot een inzicht in zijn mogelijkheden tot een bewuste zelfoverweging te komen, tot inzicht in de inhoud van zijn overwegingen, zijn gedragskeuzes. Om deze redenen onthoudt onderzoeker zich van een advies aangaande betrokkenes toerekeningsvatbaarheid.”
De rechtbank heeft ook kennis genomen van een psychiatrisch onderzoek d.d. 25 augustus 2017, opgemaakt door P.A. de Mon, psychiater. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie, zakelijk weergegeven:
“Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van verslavingsproblematiek (cannabis, speed, alcohol) en een parafilie (hyperseksualiteit, pedofilie). Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een verstandelijke beperking. Gezien het feit dat er sinds jaren sprake is van genoemde diagnosen, was hier ook sprake van ten tijde van hetgeen betrokkene ten laste is gelegd, indien bewezen. Hoewel er in dit onderzoek voldoende aanwijzingen zijn gevonden om te veronderstellen dat het seksueel misbruik van jonge jongens een symptoom is van pedofilie, is het daarnaast ook zo dat betrokkene steeds weer opnieuw voor jonge jongens kiest als sekspartner, omdat hij vanuit zijn beperkte verstandelijke vermogens en zijn laag sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau niet is opgewassen tegen een gelijkwaardige seksuele relatie. Zijn seksualiteit kent een lustmatig, impulsief, egocentrisch en antisociaal karakter waarbij betrokkene de gevolgen van zijn gedrag maar in zeer beperkte mate kan overzien en nauwelijks grenzen kent. Hoewel betrokkene de wederrechtelijkheid van zijn handelen kon inzien, kan het ten laste gelegde, indien bewezen, hem in verminderde mate toegerekend worden.”
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. Voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid, verenigt de rechtbank zich met voormelde conclusie van de psychiater in het voordeel van verdachte.
De rechtbank is daarom van oordeel, dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. Verdachte is aldus strafbaar.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel dwangverpleging wordt opgelegd, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist. Ook aan de overige vereisten voor het opleggen van deze maatregel is voldaan. Er is reeds gebleken dat hulpverlening in een vrijwillig kader kansloos is. Verdachte heeft niet willen meewerken aan een maatregelenrapport, waardoor de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet aan de orde is. Gelet op de ernst van de feiten heeft de officier van justitie ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, met aftrek van het voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen goed, te weten de computer met serienummer [nummer] verbeurd wordt verklaard, dan wel wordt onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
In het geval van bewezenverklaring, heeft de verdediging de rechtbank verzocht om de maatregel van terbeschikkingstelling in beide varianten af te wijzen. Verdachte heeft reeds een vijfjarig toezicht bij de reclassering afgerond en zich gehouden aan aanwijzingen en afspraken, wat niet past bij de bewering dat enkel de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel dwangverpleging kan worden opgelegd. Een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden is uitvoerbaar. De verdediging heeft erop gewezen dat de feiten dateren uit 2015, dat feit 1 zich heeft afgespeeld in een relatief korte periode en dat feit 2 gaat om een zeer geringe omvang.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 12 oktober 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 16 november 2017;
- een multidisciplinair rapport van T. van den Hazel, klinisch psycholoog BIG, gedateerd 27 juli 2017 en van P.A. de Mon, psychiater, gedateerd 25 augustus 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder overwogen dat verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een minderjarige jongen, waarbij hij seksueel bij die jongen is binnengedrongen. Gezien het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en de jongen bestond er geen gelijkwaardigheid in hun seksuele relatie. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden. Verdachte lijkt zich dit alles in het geheel niet te realiseren. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Daarbij komt nog dat de verdachte besmet is met het HIV-virus, hetgeen hij niet verteld heeft aan de jongen, die van geluk mag spreken dat hij niet ook besmet is geraakt. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt bovendien dat hij veel spanning heeft ervaren door de onzekerheid die hierover gedurende enige tijd heeft bestaan.
De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat verdachte reeds meerdere malen veroordeeld is voor zedendelicten. Voorts heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de recidive op deze punten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, waartoe door de psychiater is geconcludeerd en welke conclusie door de rechtbank is overgenomen. De rechtbank ziet hierin aanleiding een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de eis van de officier van justitie, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering gesteld heeft doorgebracht.
De maatregel van terbeschikkingstelling
Verdachte is reeds meerdere malen veroordeeld voor zedendelicten en heeft langdurige ambulante behandeling gehad. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om toch weer de fout in te gaan. De rechtbank acht het nogmaals opleggen van bijzondere voorwaarden, gekoppeld aan een (deels) voorwaardelijke straf, dan ook niet aan de orde.
Uit de multidisciplinaire rapportage komt als conclusie naar voren dat bij verdachte sprake is van zowel een ziekelijke stoornis (in de zin van pedofilie) als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Het recidivegevaar is door beide rapporteurs als hoog ingeschat. Om de kans op recidive tot een aanvaardbaar risico terug te brengen is het van belang dat verdachte intensief behandeld zal worden in een klinische setting waar expertise voorhanden is betreffende SGLVG en zedenproblematiek. Voorts is een langdurig en dwingend kader geïndiceerd uitgaande van verdachtes zorgmijdende en afwijzende opstelling. Gelet op de beschreven problematiek van verdachte is kaal afstraffen zonder het opleggen van een behandeling niet opportuun naar het oordeel van de rechtbank. Beide rapporteurs hebben de rechtbank geadviseerd om verdachte te laten behandelen binnen het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling. Een stringent juridisch kader is de enige mogelijkheid om verdachte adequaat te kunnen behandelen en het recidiverisico te kunnen terugdringen. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden lijkt eerst te zijn aangewezen, maar rapporteurs vinden het maar zeer de vraag of verdachte de voorwaarden kan overzien en op lange termijn bereid is deze na te leven.
De reclassering heeft de mogelijkheid van het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden onderzocht. Daarbij is zij tot de conclusie gekomen dat het niet mogelijk is gebleken om forensische voorwaarden te adviseren, omdat verdachte niet in gesprek wenste te gaan met de reclassering. Om deze reden heeft de reclassering geen maatregelenrapport kunnen opmaken. De rechtbank mist bij verdachte dan ook de bereidheid tot duurzame medewerking aan een behandeling.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, waaronder de adviezen van de deskundigen, de ernst van de feiten, de ernst van de problematiek van verdachte en het ontbreken van (voldoende) behandelbereidheid, alsmede het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden opgelegd. Aan alle voorwaarden voor oplegging van deze vergaande maatregel is voldaan. De rechtbank is ook van oordeel dat de veiligheid van anderen, gelet op het bewezenverklaarde feit 1, de oplegging van de maatregel eist.
De maatregel wordt opgelegd ter zake een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam een of meer personen.
De rechtbank legt daarom ten aanzien van het bewezenverklaarde misdrijf onder feit 1 aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel dwangverpleging op.
Bevel gevangenneming
Gelet op de ernst van het feit en de grote kans op herhaling is de rechtbank van oordeel dat blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vordert. Om die reden wordt bij afzonderlijke beschikking de gevangenneming van verdachte bevolen.
Beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welk het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit 1. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.500,- (immateriële schade).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 1.500,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering af te wijzen, dan wel te matigen, vanwege het eigen aandeel van de benadeelde partij.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden, namelijk een andere aantasting in de persoon (inbreuk op de persoonlijke integriteit), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze schade in redelijkheid gesteld worden op een bedrag van € 1.500,-. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 12 november 2015. Op deze datum vernam de benadeelde partij dat de verdachte besmet is met het HIV-virus. Gezien de onderbouwing van de vordering door de benadeelde partij is de immateriële schade voor een groot deel ontstaan vanwege de angst voor besmetting.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 38e, 57, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de computer met serienummer [nummer] ;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag
te betalen van € 1.500,- (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 25 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. E.M. Vermeulen en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015529470, gesloten op 21 juli 2016, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 105-109; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 april 2017.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 106-107
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 148-149.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 april 2017.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 273.
7.Zie o.m. Hoge Raad 7 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:338 in samenhang bezien met de conclusie van A-G E.J. Hofstee 3 januari 2017, ECLI:NL:PHR:2017:109.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 37-38 en het proces-verbaal veiligstellen gegevensdragers, p. 41.
9.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 44-49.
10.Het proces-verbaal veiligstellen gegevensdragers, p. 42.
11.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 45-46.
12.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 47-48.
13.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 45 en 48.
14.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 47-48.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 37.