Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
19 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 18 mei 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1957. De verdachte was betrokken bij gewoontemwitwassen door opbrengsten uit een seksclub en andere rechtspersonen te verzwijgen voor de belastingdienst, wat in strijd is met artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat M.M.A.J. Goris, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 19 december 2017 het beroep verworpen, waarbij het arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz.