In deze zaak heeft belanghebbende, een natuurlijke persoon, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 januari 2017, nr. 16/00496. Deze uitspraak was het resultaat van een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. AWB 15/344) betreffende de leges die aan belanghebbende waren opgelegd. De belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende en een conclusie van dupliek door het dagelijks bestuur, heeft de Hoge Raad de klachten beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.