Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
5 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of een bestuursrechtelijk huisverbod, opgelegd op basis van de Wet tijdelijk huisverbod, een punitieve sanctie is die de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging kan beïnvloeden. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling en heeft een huisverbod opgelegd gekregen. De Hoge Raad oordeelt dat het huisverbod niet als een straf kan worden beschouwd, maar als een maatregel die is bedoeld om de veiligheid van betrokkenen te waarborgen en om escalatie van huiselijk geweld te voorkomen. De Hoge Raad verwijst naar de wetsgeschiedenis en eerdere jurisprudentie om te onderbouwen dat het huisverbod primair een beschermende en preventieve functie heeft. Het Hof had terecht geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet niet-ontvankelijk verklaard kon worden enkel vanwege het feit dat er een huisverbod was opgelegd. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte en bevestigt de uitspraak van het Hof.