ECLI:NL:HR:2017:3040

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
17/04462
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.

De Griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 21 september 2017 verzocht om het beroepschrift in cassatie te ondertekenen en dit binnen zes weken in te dienen. Belanghebbende heeft echter niet voldaan aan dit verzoek, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.

Uitspraak

1 december 2017
Nr. 17/04462
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 8 augustus 2017, nr. 16/00625, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 21 september 2017, die volgens de Track&Trace gegevens van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, (onder meer) verzocht het in afschrift bijgevoegde beroepschrift in cassatie van een handtekening te voorzien en het vervolgens binnen zes weken na dagtekening van deze brief bij hem in te dienen. Belanghebbende is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen.
Nu niet is voldaan aan het vereiste zoals vermeld in artikel 6:5, eerste lid van de Awb, zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2017.