Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het derde middel
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Slotsom
28 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte, een ongewenst verklaarde vreemdeling, was veroordeeld voor een aanzienlijke reeks gekwalificeerde en ongekwalificeerde (pogingen tot) diefstallen. De verdachte had beroep ingesteld tegen de veroordeling, waarbij zijn advocaat S.J. van der Woude middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de opgelegde straf.
De Hoge Raad beoordeelt in deze zaak de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 50 maanden verminderd moet worden. De overige middelen van cassatie werden door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden.
Uiteindelijk vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en vermindert deze naar 47 maanden. Het beroep wordt voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2017 door de vice-president J. de Hullu en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.