Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het achtste middel
3.Beoordeling van het negende middel
4.Slotsom
5.Beslissing
17 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 28 januari 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988. De verdachte is in cassatie gegaan, waarbij zijn advocaat S. Ben Tarraf middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat de eerste tot en met het achtste middel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. Echter, het negende middel, dat betrekking heeft op de redelijke termijn in de cassatiefase, is gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes maanden naar vijf maanden en drie weken. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.