ECLI:NL:GHAMS:2016:710

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
23001799-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan mensenhandel en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met geweld, mishandeling en het beperken van de bewegingsvrijheid van de slachtoffers, [aangeefster 1] en [aangeefster 2]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de mensenhandel gepleegd door medeverdachten, door de slachtoffers naar hun werkplek te brengen en hen in de gaten te houden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan mensenhandel en deelname aan een organisatie met het oogmerk van mensenhandel. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, maar het hof bepaalde de straf op 6 maanden, rekening houdend met de rol van de verdachte als 'loopjongen'. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de verdachte werd in afwachting van de tenuitvoerlegging van de straf in verzekering gesteld.

Uitspraak

parketnummer: 23-001799-14
datum uitspraak: 28 januari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 april 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15/743180-13 tegen
[verdachte],
geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 en
13 maart 2015, 9 oktober 2015, 12, 16 en 17 november 2015, 8 december 2015 (sluiting onderzoek ter terechtzitting). Bij tussenarrest van 22 december 2015 is het onderzoek heropend en andermaal gesloten op 14 januari 2016. Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, is dit arrest tevens gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij in of omstreeks de periode van 18 april 2011 tot en met 4 mei 2011 te Alkmaar en/of te Eindhoven en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, en/of te [plaats] (Roemenië),
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[aangeefster 1]
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273 f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [aangeefster 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273 f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster 1] (artikel 273f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het dreigen het kind van die [aangeefster 1] iets aan te zullen doen, en/of
- het drogeren van die [aangeefster 1] , en/of - het mishandelen van die [aangeefster 1] , en/of
- het dwingen, althans bewegen van die [aangeefster 1] om (onvrijwillig) seksuele handelingen van en/of met hem, verdachte, te ondergaan en/of te dulden, en/of
- het wegnemen van een door die [aangeefster 1] naar Nederland meegebracht geldbedrag, en/of
- het voortdurend ruzie maken met die [aangeefster 1] , en/of
- het (voortdurend) onder controle houden van die [aangeefster 1] , en/of
- het beperken van de bewegingsvrijheid van die [aangeefster 1] , en/of
- het (zo handelend) laten ontstaan en/of voortduren van een bedreigende en/of angstige en/of murw-makende situatie voor die [aangeefster 1] ;
1. subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of één of meer ander(en) in of omstreeks de periode van 18 april 2011 tot en met 4 mei 2011 te Alkmaar en/of te Eindhoven en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, en/of te [plaats] (Roemenië),
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[aangeefster 1] (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273 f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft/hebben gedwongen of bewogen die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
4) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster 1] (artikel 273f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het dreigen het kind van die [aangeefster 1] iets aan te zullen doen, en/of
- het drogeren van die [aangeefster 1] , en/of
- het mishandelen van die [aangeefster 1] , en/of
- het dwingen, althans bewegen van die [aangeefster 1] om (onvrijwillig) seksuele handelingen van en/of met hem, verdachte, te ondergaan en/of te dulden, en/of
- het wegnemen van een door die [aangeefster 1] naar Nederland meegebracht geldbedrag, en/of
- het voortdurend ruzie maken met die [aangeefster 1] , en/of
- het (voortdurend) onder controle houden van die [aangeefster 1] , en/of
- het beperken van de bewegingsvrijheid van die [aangeefster 1] , en/of
- het (zo handelend) laten ontstaan en/of voortduren van een bedreigende en/of angstige en/of murw-makende situatie voor die [aangeefster 1] ,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2011 tot en met 4 mei 2011 te Alkmaar, opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het (in opdracht van en/of in gezelschap van die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s)) begeleiden van die [aangeefster 1] naar haar werkplek, en/of
- het (in opdracht van die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s)) in de gaten houden van die [aangeefster 1] op haar werkplek en/of in de woning waarin die [aangeefster 1] was ondergebracht door die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s), en/of
- het (in opdracht van die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s)) kopen van sigaretten voor die [aangeefster 1] (teneinde die [aangeefster 1] te beletten zich vrij te bewegen naar een winkel), en/of
- het (in opdracht van en/of in gezelschap van die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s)) vervoeren naar en/of begeleiden van die [aangeefster 1] naar de belastingdienst;
2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 5 juli 2012 te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Utrecht en/of elders in Nederland, en/of te Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [aangeefster 2] , door
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273 f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [aangeefster 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273 f lid 1 sub 4),en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
en/of (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster 2] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het (meermalen) mishandelen van die [aangeefster 2] (onder andere) door die [aangeefster 2] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of door die [aangeefster 2] met een mes te prikken, en/of
- het bedreigen van die [aangeefster 2] (onder andere) door die [aangeefster 2] een vuurwapen tegen haar slaap en/of mond te zetten en/of door een mes tegen het lichaam van die [aangeefster 2] te duwen en/of door (dreigend) tegen die [aangeefster 2] te zeggen die [aangeefster 2] te zullen laten stikken en/of op te zullen hangen aan een touw en/of het huis van de moeder en het zoontje van die [aangeefster 2] in de brand te laten steken, en/of
- het verbieden van die [aangeefster 2] om zich onder behandeling van een arts te laten stellen, en/of
- het dwingen, althans bewegen, van die [aangeefster 2] om seksuele handelingen van/met verdachte en/of zijn mededader(s) te dulden, en/of
- het laten ontstaan en/of voortduren van een bedreigende en/of angstige situatie voor die [aangeefster 2] (mede) door voornoemde mishandeling(en) en/of bedreiging(en) en/of door die [aangeefster 2] (voortdurend) onder controle te houden;
2 subsidiair:
I. [medeverdachte 2] en/of één of meer ander(en) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 5 juli 2012 te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Utrecht en/of elders in Nederland, en/of te Hongarije,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [aangeefster 2] , door
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273 f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [aangeefster 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273 f lid 1 sub 4),en/of
3) heeft/hebben gedwongen of bewogen die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster 2] (artikel 273 f lid 1 sub 6), waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het (meermalen) mishandelen van die [aangeefster 2] (onder andere) door die [aangeefster 2] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of door die [aangeefster 2] met een mes te prikken, en/of
- het bedreigen van die [aangeefster 2] (onder andere) door die [aangeefster 2] een vuurwapen tegen haar slaap en/of mond te zetten en/of door een mes tegen het lichaam van die [aangeefster 2] te duwen en/of door (dreigend) tegen die [aangeefster 2] te zeggen die [aangeefster 2] te zullen laten stikken en/of op te zullen hangen aan een touw en/of het huis van de moeder en het zoontje van die [aangeefster 2] in de brand te laten steken, en/of
- het verbieden van die [aangeefster 2] om zich onder behandeling van een arts te laten stellen, en/of
- het dwingen, althans bewegen, van die [aangeefster 2] om seksuele handelingen van/met verdachte en/of zijn mededader(s) te dulden, en/of
- het laten ontstaan en/of voortduren van een bedreigende en/of angstige situatie voor die [aangeefster 2] (mede) door voornoemde mishandeling(en) en/of bedreiging(en) en/of door die [aangeefster 2] (voortdurend) onder controle te houden;
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 5 juli 2012 te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het (in opdracht van van die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s)) vervoeren en/of begeleiden van die [aangeefster 2] naar haar werkplek, en/of
- het (in opdracht van die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s)) in de gaten houden van die [aangeefster 2] op haar werkplek, en/of
- het (in opdracht van van die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s)) middels moneytransfers overmaken van één of meer geldbedrag(en), welk(e) geldbedrag(en) (mede) bestond(en) uit door die [aangeefster 2] in de prostitutie verdiend geld;
3:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2010 tot en met 14 mei 2013 te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Utrecht en/of elders in Nederland en/of te Roemenië en/of te Hongarije,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: mensenhandel in vereniging, als bedoeld in artikel 273f (lid 1 ahf sub 1 en/of sub 4 en/of sub
6 en/of sub 9) wetboek van strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging – evenals de rechtbank – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1. subsidiair tenlastegelegde.

In het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wordt de verdachte verweten dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij de mensenhandel gepleegd door de medeverdachte [medeverdachte 1] ten opzichte van [aangeefster 1] .
Mensenhandel gepleegd door [medeverdachte 1]
Door [aangeefster 2] is verklaard dat [aangeefster 1] door [naam] (
het hof begrijpt: de verdachte [medeverdachte 1] )‘is gebracht’ en dat zij een paar dagen op [adres] in Alkmaar heeft verbleven. De verklaring van [aangeefster 1] dat zij een keer sigaretten wilde halen, maar dat door [medeverdachte 1] toen de [verdachte] erop uit is gestuurd, wordt bevestigd door de verklaring van laatstgenoemde, inhoudende dat hij een keer op verzoek van de verdachte sigaretten naar [aangeefster 1] moest brengen. Tot slot blijkt uit onderzoek aan de telefoon van [aangeefster 1] dat zij tijdens de controle van de belastingdienst op 4 mei 2011 een sms heeft ontvangen van een nummer dat volgens [aangeefster 1] aan de medeverdachte [medeverdachte 1] toebehoorde. In deze sms wordt gevraagd ‘wat willen ze’.
Het hof is voorts van oordeel dat [aangeefster 1] zich in een kwetsbare positie bevond toen zij in Nederland was. Nadat [aangeefster 1] onder valse voorwendselen naar Nederland was gehaald, is haar te kennen gegeven dat zij voor de verdachte in de prostitutie moest gaan werken, omdat anders haar zoon iets zou worden aangedaan. Haar werd verteld dat de politie in Nederland corrupt is, waardoor zij zich niet tot deze instantie durfde te wenden. [aangeefster 1] beschikte niet (meer) over geld, was een volslagen vreemde in Nederland, werd door of in opdracht van de verdachte in de gaten gehouden en had niemand die zij om hulp kon vragen. Aldus verkeerde [aangeefster 1] , hoewel hoger opgeleid, in Nederland in een kwetsbare positie. Deze positie was deels door de medeverdachte [medeverdachte 1] gecreëerd, waardoor het niet anders kan dan dat deze hiervan op de hoogte was. Dat [aangeefster 1] daadwerkelijk bevreesd was om hulp te zoeken, blijkt naar het oordeel van het hof ook uit de wijze waarop zij uiteindelijk hulp heeft gezocht (namelijk door overhandiging van een handgeschreven notitie aan een medewerker van de belastingdienst waarin zij samengevat in de Engelse taal om hulp heeft gevraagd, heeft verzocht de politie te bellen, en niets te zeggen tegen degene die bij haar is, omdat deze bevriend zou zijn met de “bende”).
Het hof leidt hieruit af dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten opzichte van [aangeefster 1] .
Medeplichtigheid van de verdachte aan mensenhandel door [medeverdachte 1]
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor de aan de verdachte tenlastegelegde medeplichtigheid, nu er bij hem geen opzet op het gronddelict en geen opzet op de hulpverlening aanwezig is geweest. Bovendien heeft het handelen van de verdachte geen effect gehad op de mensenhandel gedragingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] .
Uit de stukken van het dossier en het onderzoek ter zitting leidt het hof het volgende af:
 de verdachte wist dat [medeverdachte 1] de pooier was van [aangeefster 1] en dat deze profiteerde van haar inkomsten;
 de verdachte sliep op het adres [adres] te Alkmaar, alwaar [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] ook verbleven;
 de verdachte handelde steeds in opdracht van [medeverdachte 1] ;
 de verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] [aangeefster 1] gevolgd toen zij naar de Achterdam te Alkmaar ging om zich daar te prostitueren;
 telkens wanneer [aangeefster 1] naar haar werk ging, werd zij door de verdachte achterna gelopen;
 toen [aangeefster 1] haar verblijfplaats aan [adres] wilde verlaten om beweerdelijk sigaretten te gaan kopen, werd zij door [medeverdachte 1] de woonkamer binnengetrokken en kreeg verdachte van [medeverdachte 1] de opdracht om sigaretten te gaan halen;
 als [aangeefster 1] werkte op de Achterdam, was verdachte in de buurt om haar in de gaten te houden; hij deed dat door in de straat waar zij werkte rond te lopen, en
 toen [aangeefster 1] naar de belastingdienst ging, werd zij door de verdachte gebracht en in de gaten gehouden.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte in opdracht van [medeverdachte 1] de situatie waarin [aangeefster 1] onder controle werd gehouden en in haar bewegingsvrijheid werd beperkt, heeft bevorderd en vergemakkelijkt nu zijn gedrag bij [aangeefster 1] de indruk heeft gewekt dat zij voortdurend in de gaten werd gehouden.
De verdachte is dus daarbij opzettelijk behulpzaam geweest. Uit de omstandigheid dat de verdachte in hetzelfde huis verbleef als [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] , ervan op de hoogte was dat [aangeefster 1] zich prostitueerde en dat [medeverdachte 1] uit haar prostitutiewerkzaamheden werd bevoordeeld, kan het niet anders dan dat hij op de hoogte is geweest van het feit dat [aangeefster 1] zich in opdracht van [medeverdachte 1] moest prostitueren. De verdachte heeft dat ook ten overstaan van de politie min of meer erkend (verklaring van de verdachte van 5 oktober 2013, doorgenummerde pagina’s 3812-3819: “
de mannen deden niets, ze waren de hele dag thuis. (…) Ik weet wel dat hun vrouwen achter het raam werkten, dus waar denk je dat zij hun geld vandaan haalden? Ze zaten zelf de hele dag thuis”). Het hof is daarom van oordeel dat het opzet van de verdachte mede gericht is geweest op de mensenhandel van [medeverdachte 1] ten opzichte van [aangeefster 1] . Het beroep van de raadsman wordt daarom verworpen.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.

In het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wordt de verdachte verweten dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij de mensenhandel gepleegd door de [medeverdachte 2] ten opzichte van [aangeefster 2] .
Mensenhandel gepleegd door [medeverdachte 2]
Uit de inhoud van het dossier en de behandeling ter zitting leidt het hof het volgende af.
– [medeverdachte 2] heeft [aangeefster 2] in januari 2011 naar Nederland overgebracht om in de prostitutie te gaan werken;
– [medeverdachte 2] heeft ervoor gezorgd dat [aangeefster 2] een werkruimte kreeg om prostitutiewerk te kunnen doen;
– [aangeefster 2] gaf het door haar in de prostitutie verdiende geld af aan [medeverdachte 2] ;
– [medeverdachte 2] dreigde [aangeefster 2] dat hij haar kind iets aan zou doen als zij een dag minder verdiende;
– [medeverdachte 2] beperkte [aangeefster 2] in haar bewegingsvrijheid;
– [medeverdachte 2] sloeg, schopte, stompte en bedreigde [aangeefster 2] ;
– [medeverdachte 2] hield [aangeefster 2] onder controle tijdens haar werk, en;
– [medeverdachte 2] dwong [aangeefster 2] tot het verrichten van specifieke seksuele handelingen.
Door aldus te handelen hield [medeverdachte 2] ten opzichte van [aangeefster 2] een situatie in stand waarin zij zich bedreigd en angstig voelde en aan hem geen weerstand kon bieden. Het hof leidt hieruit af dat [medeverdachte 2] zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten opzichte van [aangeefster 2] .
Medeplichtigheid van de verdachte aan mensenhandel gepleegd door [medeverdachte 2]
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat er ook ten aanzien van [aangeefster 2] onvoldoende bewijs aanwezig is voor de tenlastegelegde medeplichtigheid, nu er bij de verdachte geen opzet op het gronddelict en geen opzet op de hulpverlening aanwezig is geweest. Bovendien heeft het handelen van de verdachte geen effect gehad op de mensenhandel gedragingen van de medeverdachten.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van het dossier en de behandeling ter zitting leidt het hof het volgende af.
– de verdachte wist dat [medeverdachte 2] de pooier was van [aangeefster 2] en dat deze profiteerde van haar inkomsten;
– de verdachte verbleef op het adres [adres] te Alkmaar waar ook [medeverdachte 2] verbleef;
– in opdracht van [medeverdachte 2] bracht de verdachte [aangeefster 2] van en naar haar werk;
– de verdachte heeft werkkleding voor [aangeefster 2] gekocht, en
– [aangeefster 2] zag de verdachte regelmatig door het prostitutiegebied in Alkmaar lopen als zij aan het werk was.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte in opdracht van [medeverdachte 2] de situatie waarin [aangeefster 2] onder controle werd gehouden en in haar bewegingsvrijheid werd beperkt, heeft bevorderd en vergemakkelijkt, nu zijn gedrag bij [aangeefster 2] de indruk heeft gewekt dat zij door de verdachte in de gaten werd gehouden.
De verdachte is dus opzettelijk daarbij behulpzaam geweest. Uit de omstandigheid dat de verdachte in hetzelfde huis verbleef als [medeverdachte 2] en [aangeefster 2] , hij wist dat [medeverdachte 2] geen eigen inkomsten had en [aangeefster 2] hem een keer gevraagd geld over te maken aan [medeverdachte 2] die zich toen in Hongarije bevond (verklaring van de verdachte van 6 oktober 2013, doorgenummerde pagina 3840) kan het niet anders dan dat hij op de hoogte is geweest van het feit dat [aangeefster 2] zich in opdracht van [medeverdachte 2] moest prostitueren en dat [medeverdachte 2] uit haar prostitutiewerkzaamheden werd bevoordeeld. De verdachte heeft dat ook ten overstaan van de politie min of meer erkend (verklaring van de verdachte van 5 oktober 2013, doorgenummerde pagina’s 3812-3819: “
de mannen deden niets, ze waren de hele dag thuis. (…) Ik weet wel dat hun vrouwen achter het raam werkten, dus waar denk je dat zij hun geld vandaan haalden? Ze zaten zelf de hele dag thuis”). Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat het opzet van de verdachte mede gericht is geweest op de mensenhandel van [medeverdachte 2] ten opzichte van [aangeefster 2] . Het beroep van de raadsman wordt daarom verworpen.

Standpunt van de raadsman ten aanzien van feit 3, criminele organisatie

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 3 is tenlastegelegd, omdat hij geen opzet heeft gehad op deelname aan de organisatie en geen opzet op het oogmerk. Hij heeft uitsluitend hand- en spandiensten verricht, heeft niet meegedeeld in het geld dat de medeverdachten van de prostituees hebben ontvangen en zijn handelingen waren niet op mensenhandel gericht. Hij heeft evenmin gedragingen verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het binnen de organisatie bestaande oogmerk. Het enkele feit dat de verdachte wist dat de vrouwen als prostituee werkzaam waren, toont niet aan dat de verdachte wetenschap had van de criminele omgeving waarin de activiteit werd verricht. Een zeker gestructureerd samenwerkingsverband waarin de verdachte een rol zou spelen, is niet aangetoond.

Het oordeel en de overwegingen van het hof ten aanzien van feit 3

Vooropgesteld moet worden dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in de zin van art. 140 Sr sprake is indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Gelet op hetgeen de bewijsmiddelen inhouden bestond er een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere hiërarchie en heeft de verdachte daartoe behoord. Voorts heeft hij een aandeel gehad in de gedragingen die strekken tot het oogmerk van de organisatie, te weten mensenhandel. Door het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen heeft hij meer dan incidenteel bijgedragen aan het in stand houden van een situatie waarin [aangeefster 1] en [aangeefster 2] werden gedwongen om zich te prostitueren. Deze handelingen verrichtte hij niet op eigen initiatief, maar in opdracht van de andere deelnemers van de criminele organisatie. Hierdoor heeft de verdachte minst genomen in hiërarchisch verband ondersteuning geboden aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten mensenhandel. Het verweer faalt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
[medeverdachte 1] in de periode van 18 april 2011 tot en met 4 mei 2011 te Alkmaar, Eindhoven, Amsterdam en te [plaats] (Roemenië),
tezamen en in vereniging met een ander [aangeefster 1] met één van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door misleiding
1) heeft geworven, vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting,
en
[aangeefster 1] met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting
en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard,
waarbij die dwang en die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid hebben bestaan uit:
- het dreigen het kind van die [aangeefster 1] iets aan te zullen doen, en
- het (voortdurend) onder controle houden van die [aangeefster 1] , en
- het beperken van de bewegingsvrijheid van die [aangeefster 1] ,
bij het plegen van welk misdrijf hij op tijdstippen in de periode van 18 april 2011 tot en met 4 mei 2011 te Alkmaar, opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het begeleiden van die [aangeefster 1] naar haar werkplek, en
- het in de gaten houden van die [aangeefster 1] op haar werkplek, en
- het vervoeren en/of begeleiden van die [aangeefster 1] naar de belastingdienst.
2 subsidiair:
I. [medeverdachte 2] in de periode van 01 oktober 2010 tot en met 5 juli 2012 te Alkmaar, Amsterdam, Utrecht en te Hongarije,
een ander, genaamd [aangeefster 2] ,
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en geweld of een andere feitelijkheid en door dreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, en
3) heeft gedwongen of bewogen die [medeverdachte 2] te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster 2] ,
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en die dreiging met geweld hebben bestaan uit:
- het meermalen mishandelen van die [aangeefster 2] door die [aangeefster 2] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen, en
- het laten ontstaan en voortduren van een bedreigende en angstige situatie voor die [aangeefster 2] (mede) door voornoemde mishandelingen en door bedreigingen en door die [aangeefster 2] onder controle te houden,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 5 juli 2012 te Alkmaar, Amsterdam en Utrecht, opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het vervoeren en/of begeleiden van die [aangeefster 2] naar haar werkplek, en
- het in de gaten houden van die [aangeefster 2] op haar werkplek.
3:
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 5 juli 2012 te Alkmaar, Amsterdam en Utrecht heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan mensenhandel terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
medeplichtigheid aan mensenhandel.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan mensenhandel.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan – kort gezegd – medeplichtigheid aan mensenhandel ten aanzien van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] . De verdachte heeft [aangeefster 1] en [aangeefster 2] , die door anderen werden uitgebuit in de prostitutie, naar hun werkplek gebracht en
– tijdens hun prostitutiewerkzaamheden – in de gaten gehouden en hen aldus in hun vrijheid beperkt.
De vrouwen verkeerden in een situatie, waarin hun lichamelijke en geestelijke integriteit ondergeschikt werden gemaakt aan financieel gewin. Door het verrichten van de bewezenverklaarde ‘diensten’ heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van deze uitbuitingssituatie. Daarnaast is gebleken dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van mensenhandel op soortgelijke wijze als hierboven beschreven. De ervaring leert dat slachtoffers van mensenhandel daarvan nog gedurende lange tijd psychische en emotionele schade kunnen ondervinden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 oktober 2015 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Nu dit volstrekt andersoortige feiten betreft zal dit niet in strafverhogende zin worden meegewogen.
Hoewel de bewezenverklaarde medeplichtigheid aan mensenhandel en deelneming aan een criminele organisatie ernstige feiten betreft, waardeert het hof de rol van de verdachte – die door medeverdachten en aangeefsters veelal als “de loopjongen” wordt aangeduid – in het kader van straftoemeting anders dan de advocaat-generaal. Daarom komt het hof tot een lagere gevangenisstraf dan geëist. Wel acht het hof de bewezen verklaarde feiten zodanig ernstig dat – anders dan de raadsman heeft bepleit – niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden en zal voorts de gevangenneming van de verdachte gelasten, nu het daartoe termen aanwezig acht.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.900,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in haar vordering voor zover deze betrekking heeft op schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair ten laste gelegde, nu de verdachte van dat feit wordt vrijgesproken.
Voorts is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering betreffende de gestelde materiële en immateriële schade voor zover deze rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit, een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 48, 57, 63, 140 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1]
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. R.A.F. Gerding en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van
mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 januari 2016.
=========================================================================
[....]