Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
Op 10 oktober 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 16/01141. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat H.M.W. Daamen. De zaak betreft de vraag of in het proces-verbaal de zakelijke inhoud van de dupliek van de raadsman en het laatste woord van de verdachte moet worden opgenomen. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2016 in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de verantwoordelijkheden van de raadsman bij het verzoek om aantekening van aangevoerde standpunten in het proces-verbaal, vooral wanneer nieuwe verweren of standpunten naar voren worden gebracht tijdens de dupliek of het laatste woord.