Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
ankN.V.,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
29 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Cross Options Beheer B.V. en ING B.V. Cross Options, de eiseres tot cassatie, vorderde schadevergoeding voor gederfde winst van haar dochtervennootschappen, die zij als eigen schade van de moedervennootschap naar voren bracht. De zaak betreft een schadestaatprocedure waarin de vraag centraal staat of de schade van dochtervennootschappen kan worden vereenzelvigd met de schade van de moedervennootschap. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat Cross Options in feitelijke instanties al eerder heeft geprobeerd haar vordering te onderbouwen.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Cross Options verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van ING zijn begroot op een totaal van € 8.790,34. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, en is een belangrijke uitspraak in het civiele recht met betrekking tot de stelplicht en vereenzelviging in schadeprocedures.