In deze zaak heeft de V.O.F. [X] beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 19 januari 2017 was gewezen in hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in het binnenhavengeld van de gemeente Meppel, opgelegd aan de belanghebbende. De belanghebbende heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep, waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel een verweerschrift heeft ingediend. De belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2017.