In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Carins B.V. en Carisbrooke Shipping Ltd. De zaak betreft de vraag naar het toepasselijke recht bij de beoordeling van een beroepsfout van een in Nederland gevestigde assurantietussenpersoon jegens een in Engeland gevestigde reder. Carins B.V. heeft beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag, die op hun beurt voortvloeiden uit vonnissen van de rechtbank Rotterdam. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag liggen.
De Hoge Raad heeft de klachten van Carins in het principale beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van Carisbrooke niet aan de orde. De Hoge Raad heeft Carins bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.056,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat.
Deze uitspraak is gedaan door een samengesteld college van rechters, onder leiding van vice-president E.J. Numann, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.