ECLI:NL:HR:2017:2378

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
17/01558
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Delft

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 3 maart 2017, nr. BK-16/00597, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/4269). De kwestie draait om een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die door de gemeente Delft aan belanghebbende was opgelegd.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten ingediend. Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep heeft hierop een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende en een conclusie van dupliek door het dagelijks bestuur, heeft de Hoge Raad de klachten beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

15 september 2017
Nr. 17/01558
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 3 maart 2017, nr. BK‑16/00597, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/4269) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Delft.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep (hierna: het dagelijks bestuur) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het dagelijks bestuur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017.