ECLI:NL:HR:2017:2342

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
17/01217
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2017. Het ging om navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 en in de vermogensbelasting voor het jaar 1998, alsook om beschikkingen inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het cassatieberoep ontvankelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de middelen klaarblijkelijk niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 15 september 2017.

Uitspraak

15 september 2017
Nr. 17/01217
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 31 januari 2017, nrs. 16/00072 en 16/00073, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 1997 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen alsmede de over het jaar 1998 opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de voorgestelde middelen geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de middelen klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2017.