Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die zich onbevoegd verklaarde in een geschil over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting. De rechtbank had eerder de navorderingsaanslagen en heffingsrentebeschikkingen niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen voor de jaren 1997 en 1998, maar trok dit bezwaar later in. De inspecteur van de Belastingdienst had dwangbevelen betekend en kosten in rekening gebracht, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
Tijdens de zitting verklaarde belanghebbende dat het hoger beroep niet gericht was op de invorderingskosten, maar op de uitleg van een vaststellingsovereenkomst die was gesloten met de inspecteur. Belanghebbende stelde dat deze overeenkomst meebracht dat de navorderingsaanslagen en heffingsbeschikkingen vernietigd moesten worden. Het hof oordeelde echter dat het gesloten stelsel van rechtsbescherming in het belastingrecht niet de mogelijkheid biedt om een verklaring voor recht te verkrijgen zoals door belanghebbende gevorderd. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door een drie leden tellende kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 januari 2017, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.