ECLI:NL:HR:2017:2268

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
17/02159
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortgezet verblijf na voorwaardelijk ontslag uit ziekenhuis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een machtiging tot voortgezet verblijf van een betrokkene, die voorwaardelijk was ontslagen uit een ziekenhuis. De betrokkene had eerder een machtiging tot verblijf gekregen, maar deze werd ter discussie gesteld na het voorwaardelijk ontslag. De vraag die centraal stond was of de ‘nawerking’ van de voorafgaande machtiging door het ontslag was beëindigd. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2017, waar het geding in feitelijke instantie was behandeld. De advocaat van de betrokkene, mr. G.E.M. Later, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, maar de officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

8 september 2017
Eerste Kamer
17/02159
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
de OFFICIER VAN JUSTITIE AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 621724/FA RK 17.61 van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2017.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 7 juli 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 september 2017.