ECLI:NL:HR:2017:2172

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2017
Zaaknummer
16/04646
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 september 2014, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1983, heeft het beroep ingesteld, maar heeft geen middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of de betrokkene ontvankelijk is in het beroep. Het blijkt dat de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor ontvankelijkheid.

Op 13 juni 2017 heeft de Hoge Raad dan ook besloten de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

13 juni 2017
Strafkamer
nr. S 16/04646 P
AJ/LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 september 2014, nummer 20/002259-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 juni 2017.