ECLI:NL:PHR:2017:778
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens niet indienen schriftuur door raadsman
In deze zaak, behandeld door het Parket bij de Hoge Raad, gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in zijn cassatieberoep. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch had op 10 september 2014 aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van € 1.325,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak is samenhangend met een andere zaak, genummerd 16/04647, waar ook vandaag een conclusie over wordt getrokken.
Volgens de artikelen 437 lid 2 juncto 511h van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient een schriftuur houdende middelen van cassatie binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging, zoals bedoeld in artikel 435 lid 1 Sv, door een raadsman te worden ingediend. In deze zaak heeft de betrokkene echter nagelaten om door een raadsman een dergelijke schriftuur in te dienen. Dit leidt tot de conclusie dat de betrokkene in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dan ook dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten die de wet stelt voor het indienen van cassatie.