ECLI:NL:HR:2017:206

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
16/02813
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 april 2016. De zaak betreft de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012, die aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die betrekking had op dezelfde navorderingsaanslag en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

De Hoge Raad heeft het middel dat door de Staatssecretaris was voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 10 februari 2017 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. Tevens is er een griffierecht van € 503 geheven van de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

10 februari 2017
Nr. 16/02813
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 20 april 2016, nrs. BK‑15/00822 en BK-15/00824 tot en met BK-15/00829, op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 14/8942, SGR 14/8944 tot en met SGR 14/8947, SGR 14/8949 en SGR 14/8950) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2012 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2017.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 503.