ECLI:NL:HR:2017:1632

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
17/00230
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake inkomstenbelasting en heffingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 augustus 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2008 en 2009, alsook de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en boetes. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd op 9 december 2016, betrof meerdere nummers van hoger beroep, waaronder BK-14/1197, BK-14/1198, BK-14/1206 en BK-14/1207, en was een bevestiging van eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag.

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld, die door de Staatssecretaris van Financiën zijn bestreden in een verweerschrift. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de voorgestelde middelen niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

11 augustus 2017
nr. 17/00230
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 9 december 2016, nrs. BK‑14/1197, BK-14/1198, BK-14/1206 en BK-14/1207, op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 12/10891) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente alsmede tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 13/10534) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de IB/PVV, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. I. de Roos, advocaat te Amsterdam.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op
11 augustus 2017.