In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2016, nr. 15/00772. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 14/1329) die betrekking had op een aan [X] B.V. opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting, alsook op de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel dat door belanghebbende is voorgesteld beoordeeld. Het middel kon echter niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat dit, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering behoeft, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2017.