ECLI:NL:HR:2017:1339

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
16/03507
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een beroep in cassatie van de belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 17 mei 2016, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die aan de belanghebbende waren opgelegd voor de jaren 2004 tot en met 2008, evenals over boetebeschikkingen en aanslagen in de Zorgverzekeringswet voor de jaren 2007 tot en met 2010.

De belanghebbende heeft in cassatie verschillende klachten ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad merkte op dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende had een conclusie van repliek ingediend, maar deze werd niet in overweging genomen omdat deze na de gestelde termijn was ingediend.

De Hoge Raad besloot dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en werd in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.

Uitspraak

14 juli 2017
Nr. 16/03507
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 17 mei 2016, nrs. BK-14/01547 t/m BK-14/01559, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/6808, SGR 13/6809, SGR 13/6811 t/m SGR 13/6813, SGR 13/6815, SGR 13/6821, SGR 13/6822, SGR 13/6824 t/m SGR 13/6826, SGR 13/6828 en SGR 13/6830) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2004 t/m 2008 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), de ter zake van de jaren 2007 en 2008 gegeven boetebeschikkingen, de over de jaren 2007 en 2008 opgelegde navorderingsaanslagen in de Zorgverzekeringswet, de voor de jaren 2008 t/m 2010 opgelegde aanslagen in de IB/PVV en in de Zorgverzekeringswet, de bij de aanslagen IB/PVV 2008 t/m 2010 gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.