ECLI:NL:HR:2017:1338

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
16/03294
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 17 mei 2016, waarin de hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraken navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2005 tot en met 2007, alsook een navorderingsaanslag in de Zorgverzekeringswet voor het jaar 2007 en aanslagen voor het jaar 2008, opgelegd. De klachten van belanghebbende in cassatie werden door de Hoge Raad beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd er geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

14 juli 2017
Nr. 16/03294
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 17 mei 2016, nrs. BK-14/01560 tot en met BK-14/01565, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/7835, SGR 13/7843, SGR 13/7846, SGR 13/7849, SGR 13/7852 en SGR 13/7856) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2005 tot ne met 2007 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), de over het jaar 2007 opgelegde navorderingsaanslag in de Zorgverzekeringswet, de voor het jaar 2008 opgelegde aanslagen in de IB/PVV en in de Zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.