Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
11 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De aanvrager was veroordeeld voor valsheid in geschrift en passieve niet-ambtelijke omkoping, met een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van €250.000,-. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat het recht tot strafvordering voor het feit van omkoping was verjaard, omdat de wetgeving ten tijde van de tenlastelegging een strafmaximum van één jaar stelde. De Hoge Raad oordeelde echter dat de wijziging van de wetgeving met betrekking tot de verjaring direct van toepassing is, en dat de reeds voltooide verjaring geëerbiedigd moet worden. Dit betekent dat het recht tot strafvordering ten tijde van de uitspraak van de Hoge Raad in 2015 niet was verjaard, en de aanvraag tot herziening werd afgewezen. De uitspraak is een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 12 mei 2015, waarin het cassatieberoep niet-ontvankelijk werd verklaard.