In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 november 2016. De Centrale Raad had eerder besluiten van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet beoordeeld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de belanghebbende zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2017.