ECLI:NL:HR:2017:1151

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
17/00696
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en heffingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente voor het jaar 2010. De belanghebbende had het griffierecht niet tijdig voldaan, ondanks herhaalde aanmaningen van de griffier van de Hoge Raad. De griffier had de belanghebbende op 23 maart 2017 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Na het verstrijken van deze termijn zonder betaling, werd de belanghebbende op 24 april 2017 opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De belanghebbende stelde dat hij tijdig een verzoek om vermindering of kwijtschelding had ingediend, maar dit verzoek was niet ontvangen door de griffie. De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor betalingsonmacht voldeed en verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht. De proceskosten werden niet toegewezen, en het betaalde griffierecht van € 124 werd aan de belanghebbende teruggegeven.

Uitspraak

23 juni 2017
Nr. 17/00696
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 27 december 2016, nr. 16/00368, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 23 maart 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 24 april 2017 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. In zijn brief van 17 mei 2017 voert belanghebbende aan tijdig een verzoek om vermindering of kwijtschelding van het griffierecht te hebben ingediend. Omdat een antwoord uitbleef, heeft hij het verschuldigde griffierecht alsnog betaald, zij het niet tijdig. Een verzoek als door belanghebbende gesteld is noch ter griffie van de Hoge Raad noch bij het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak te Utrecht ontvangen. Voor zover de brief van 17 mei 2017 moet worden opgevat als een beroep op betalingsonmacht, heeft belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar gemaakt dat hij voldoet aan het criterium voor betalingsonmacht zoals weergegeven in onderdeel 2.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, BNB 2015/197.
Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 17 mei 2017 voor het overige aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2017.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 124 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.