ECLI:NL:HR:2016:999

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
16/00629
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep in een insolventiezaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 28 januari 2016 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Limburg van 1 december 2015, en stelt vast dat de verzoekster onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op de beoordeling van de ontvankelijkheid van de klachten die door de verzoekster zijn ingediend. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. Gezien artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende belang bij het instellen van cassatie en de voorwaarden waaronder een cassatieberoep kan worden behandeld.

Uitspraak

27 mei 2016
Eerste Kamer
16/00629
LZ/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer C/03/12/594 R van de rechtbank Limburg van 1 december 2015;
b. het arrest in de zaak 200.181.518/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 januari 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot toepassing van artikel 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3-6).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep
niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
27 mei 2016.