ECLI:NL:HR:2016:958

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
14/05571
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstand van het recht om in hoger beroep te gaan en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 28 oktober 2014. De verdachte had afstand gedaan van het recht om in hoger beroep te gaan, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. Het Hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De advocaat van de verdachte, W. Römelingh, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat de rechtsgeldigheid van de afstand van het recht om in hoger beroep te gaan niet in twijfel is getrokken op basis van bijzondere omstandigheden. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtsvordering, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de beslissing van het Hof en verwerpt het beroep van de verdachte.

Uitspraak

24 mei 2016
Strafkamer
nr. S 14/05571
BKL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 28 oktober 2014, nummer 22/001920-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W. Römelingh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 mei 2016.