ECLI:NL:HR:2016:84

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
15/01470
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake navorderingsaanslagen en inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 25 februari 2015, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had in deze uitspraken navorderingsaanslagen opgelegd aan belanghebbende over de jaren 1999 tot en met 2007, alsook een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 en een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 2000.

Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de middelen geen aanleiding gaven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in stand bleef.

Uitspraak

22 januari 2016
Nr. 15/01470
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 25 februari 2015, nrs. BK‑14/00322 tot en met BK-14/00332, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/7605, SGR 13/7608 t/m SGR 13/7610, SGR 13/7612 t/m SGR 13/7615 en SGR 13/7618 t/m SGR 13/7620) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1999 tot en met 2007 opgelegde navorderingsaanslagen en de voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de over het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2016.