Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
25 maart 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en het verloop van het geding in feitelijke instanties. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelt dat de verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a lid 1 RO en het advies van de Procureur-Generaal, verklaart de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.