ECLI:NL:GHDHA:2015:3422
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. Het verzoekschrift is op 15 oktober 2015 ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 10 november 2015. De rechtbank had geoordeeld dat [appellante] niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. De rechtbank stelde vast dat [appellante] schulden had gemaakt die duiden op overbesteding, en dat er schulden waren aan het CJIB en Virenze die niet te goeder trouw waren ontstaan.
Het hof heeft de grieven van [appellante] in volle omvang beoordeeld. Het hof concludeert dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [appellante] te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan en onbetaald laten van een aanzienlijk deel van haar schulden. Het hof wijst op de aanzienlijke schuldenlast die is ontstaan door overbesteding en het feit dat [appellante] nieuwe abonnementen is aangegaan zonder naar alternatieven te zoeken. Ook de schulden aan het CJIB en Virenze zijn niet te goeder trouw ontstaan, omdat [appellante] haar stellingen niet heeft onderbouwd met bewijs.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waardoor [appellante] niet wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De beslissing van het hof is genomen op 17 november 2015, en het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.