In deze zaak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 juni 2015, nr. 13/00732. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam (nr. AWB 13/301) betreffende het verzoek van belanghebbende tot herziening van een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2011, nr. AWB 10/6955. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, waarbij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer een verweerschrift heeft ingediend. Belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek, maar het college heeft zijn conclusie van dupliek na de gestelde termijn ingediend, wat door de Hoge Raad niet in overweging is genomen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2016 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.