ECLI:NL:HR:2020:354

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
19/04382
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad inzake griffierecht en ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek is ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Aalsmeer. Het verzoek tot herziening betreft een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 18 maart 2016, nummer 15/03583, ECLI:NL:HR:2016:431.

De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 25 oktober 2019 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht voor het verzoek tot herziening en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Deze brief is op 29 oktober 2019 afgeleverd, maar het griffierecht is niet voldaan. Op 25 november 2019 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 23 december 2019, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de op 2 januari 2020 en 24 januari 2020 ingekomen brieven te laat zijn en daarom buiten beschouwing worden gelaten. Op basis van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

De beslissing van de Hoge Raad is dat het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk wordt verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 28 februari 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/04382
Datum28 februari 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AALSMEER
op het verzoek tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 18 maart 2016, nr. 15/03583, ECLI:NL:HR:2016:431.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 25 oktober 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht ter zake van het verzoek tot herziening en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op 29 oktober 2019 op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 25 november 2019 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 23 december 2019. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De op 2 januari 2020 en 24 januari 2020 bij de Hoge Raad ingekomen brieven worden als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het verzoek tot herziening moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2020.