Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
8 maart 2016.
Hoge Raad
Op 8 maart 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 21 november 2014. De verdachte, geboren in 1977, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het eerdergenoemde arrest. De verdediging werd gevoerd door advocaat R. Herregodts uit 's-Hertogenbosch, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
Deze uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De beslissing is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het bevestigt dat niet alle middelen van cassatie leiden tot een nadere beoordeling door de Hoge Raad, vooral wanneer deze geen relevante rechtsvragen oproepen.