Uitspraak
Afdeling strafrecht
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
96-066699-11 tegen:
[verdachte],
- primair dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging;
- subsidiair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
- meer subsidiair dat de geëiste ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te hoog is;
A.1
- de officier van justitie bewust in strijd met het Besluit alcoholonderzoeken – in welke regeling wordt voorgeschreven dat de verdachte de mogelijkheid moet hebben om te kiezen uit ten minste drie laboratoria voor tegenonderzoek – en de Aanwijzing onderzoek rijden onder invloed heeft gehandeld door verdachte een keuzemogelijkheid uit slechts twee laboratoria te geven voor het tegenonderzoek;
- door de officier van justitie de verwachtingen die door de overheid in wet- en regelgeving en de Aanwijzing onderzoek rijden onder invloed zijn gewekt, niet zijn nageleefd.
A.2.1
A.2.3
A.2.4
A.2.5
A.2.6
A.3
A.4
A.5
1. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
[kenteken] over de Sint Teunislaan reed en rechtsaf het Wielsem opreed. Hierna reed de personenauto volgens de melder, die er nog steeds achter reed, vanuit het Wielsem rechtsaf de Bokkelaren op.
[kenteken], een donkere manspersoon uitstappen. De donkere manspersoon zat op dat moment alleen in de personenauto. De donkere manspersoon bleek later te zijn genaamd:
2. Het proces-verbaal misdrijf, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
3. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
4. Het rapport Alcohol in het verkeer van het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
5. Het proces-verbaal invordering rijbewijs beginnend bestuurder, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
6. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 augustus 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
B.
C.1
- de verdediging herhaaldelijk en tijdig aangegeven heeft dat tegenonderzoek gewenst is;
- de wijziging van artikel 12, eerste lid, van de Regeling bloed- en urineonderzoek door de minister in strijd is met artikel 21 van het Besluit alcoholonderzoeken;
- de officier van justitie de verdediging in strijd met artikel 21 van het Besluit alcoholonderzoeken een keuzemogelijkheid uit slechts twee laboratoria heeft gegeven.
C.2
C.3
C.4
C.5
- vanwege levensbeschouwelijke redenen ernstige bezwaren heeft tegen het laboratorium der apotheek van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam, vanwege de katholieke oorsprong van het laboratorium;
- ernstige bezwaren heeft tegen het laboratorium der apotheek van het Academisch Ziekenhuis Groningen vanwege de grote hoeveelheid klachten en ernstige misstanden die onder andere zijn vastgesteld door de Nationale ombudsman.
C.6
“Cliënt wenst mogelijk een tegenonderzoek te laten verrichten. Ik verzoek u mij te informeren omtrent de kosten van een dergelijk tegenonderzoek, waarna ik aan u kenbaar zal maken of het tegenonderzoek door de verdediging gewenst is.”
“[verdachte] heeft er belang bij dat wordt vastgesteld of het betreffende bloedmonster wel van hem afkomstig is. Wellicht kan als eerste onderzoek volstaan de vaststelling welke bloedgroep en rhesusfactor voor het bloedmonster van toepassing zijn. Ik verzoek u om het NFI deze vraag voor te leggen. Indien komt vast te staan dat bloedgroep en rhesusfactor in het bloedmonster wel overeenstemmen met die van [verdachte], zal aanvullend onderzoek naar het DNA in het bloed moeten worden gedaan.”
“Ik verzoek u om een onderzoek te verrichten naar het afgenomen bloedmonster en de daarbij behorende uitslag. Het is hierbij van belang dat er onderzocht wordt of het bloedmonster daadwerkelijk afkomstig is van cliënt. Daarnaast wordt de juistheid van de uitslag van het bloedonderzoek betwist.”
“Cliënt heeft er belang bij dat wordt vastgesteld of het betreffende bloedmonster wel van hem afkomstig is. Wellicht kan als eerste worden onderzocht of het bloedmonster is verwisseld. In dit kader verzoekt cliënt om te onderzoeken of de bloedgroep en rhesusfactor van het bloedmonster overeenkomen met de bloedgroep en rhesusfactor van cliënt. Ik verzoek u om het NFI deze vraag voor te leggen.
Indien komt vast te staan dat bloedgroep en rhesusfactor in het bloedmonster wel overeenstemmen met die van cliënt, dan is cliënt van mening dat er fouten met betrekking tot het bloedonderzoek zijn gemaakt. In dat geval verzoekt cliënt om een geheel nieuw onderzoek van het bloedmonster.”
“Ik blijf bij mijn verzoek tot het vaststellen van de bloedgroep en de resusfactor van het bloedmonster, alsmede een DNA-onderzoek. Cliënt betwist het door het NFI vastgestelde alcoholpromillage en wil hoe dan ook een tegenonderzoek laten verrichten, maar dat is wel afhankelijk van de kosten voor zo’n onderzoek.”
D.1
D.2
D.3
D.4
D.5
11 oktober 1994,
NJ1995, 83.
E.1
E.2
E.3
E.4
E.5
E.6
E.7
F.
[GGD-arts] als getuige te horen.
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin de door de wetgever gestelde norm van hoeveelheid alcohol per milliliter bloed door het bewezen verklaarde is overschreden;
- de omstandigheid dat door het bewezen verklaarde de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht.
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 oktober 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht.
- het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht;
- het hof onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid noodzakelijk acht om de verdachte de onjuistheid van de bewezen verklaarde handelwijze te doen inzien.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) dagen.
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.